Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

donderdag 17 december 2009

Als op een winternacht



Het zou niet mogen, ik weet het. Ik heb al afscheid genomen, en kan ik het jaar beter afsluiten dan met dit?
Maar ik moet nog even. Een afkickertje.

Terwijl ik in Amsterdam was, is de winter over Zuid-Frankrijk neergedaald. 's Morgens is het min drie graden. Bij de ingang van het dorp hangt de flonkerende leuze "Bonnes fêtes", en op de Place du Clos staat een kerstboom van vijf meter hoog. Voor de dorpsbars sleuren les filles, gekleed in gevoerde goretexjassen, gretiger dan ooit aan hun sigaret.
Dit is de tijd van het jaar waarop ik aan mijn eerste liefde terugdenk. Dat gebeurt vooral 's nachts, als ik het kleinste kamertje aandoe.

Ik was vijftien. Het gebeurde op een broeierige zomernacht in de Pyreneeën. Hij hield me tot het ochtendgloren gezelschap. Ik was kompleet ondersteboven.
Hij bleek veel meer dan een vakantieliefde. Onder zijn invloed liet ik de talen varen en nam ik 24 uur wiskunde per week. Voor hem ging ik zes maanden in Portugal studeren. Voor hem woonde ik een half jaar in een achterbuurt van Nice, in een kamer boven een café, waar ik vanuit bed de caféruzies kon volgen, af en toe escaleerde dat, dan kwamen de vechtende stamgasten de trap op en vielen ze tegen mijn deur aan; dat nam ik er voor hem bij.

's Nachts, in het kleinste kamertje, knip ik het licht niet aan. Nochtans. Ik zou de stilte kunnen benutten om een bladzijde te lezen. In Als op een winternacht een reiziger van Italo Calvino bijvoorbeeld. Dit boek ben ik in juni begonnen tijdens een treinrit. Om het plezier te verlengen heb ik niet verdergelezen toen ik de trein uit was.
Want lezen in Als op een winternacht een reiziger is een aparte ervaring. Het hoofdpersonage van de roman is namelijk de lezer zelf. "Jij" bent het die begint te lezen en merkt dat het volgende hoofdstuk niets te maken heeft met het vorige, "jij" keert terug naar de boekhandel waar "jij" een lezeres ontmoet met hetzelfde probleem en "jullie" gaan samen op zoek naar de goede versie van de roman. Tien keer denken "jullie" dat de onvervalste uitgave gevonden is, maar telkens wordt het verhaal op een cruciaal punt afgebroken. Als op een winternacht een reiziger is een boek waarin de lezer zichzelf verliest.

Het is de voorlaatste roman van Italo Calvino. Het boek verscheen in 1979, zes jaar voor Calvino stierf. Hij woonde toen in Parijs en maakte deel uit van OuLiPo, Ouvroir de Littérature Potentielle of "Werkplaats voor mogelijke literatuur", een groep schrijvers die experimentele literatuur bedreef.
Het is 304 bladzijden lang. Aan een ritme van één bladzijde per nacht zou ik het leesplezier tien maanden kunnen rekken.
Als op een winternacht een bezoek aan het kleinste kamertje zich opdringt, denk ik niet aan Calvino. Ik kijk door het raam naar mijn eerste liefde. Zelfs nu, twintig jaar na datum, is zijn glans van weleer nog intact. Hij slingert boven het dak van monsieur Gilbert uit. Ik zie alleen zijn staart: Alkaid, Mizar, Aioth. De rest kan ik raden: Megrez, Phecda, Merak, Dubhe. Deze sterren vormen de pan van de Grote Beer.


Van boeken en mensen wenst u nogmaals fijne feesten toe en is er in januari terug met nieuwe verhalen.

dinsdag 15 december 2009

Eeuwig



De Bezige Bij wordt vijfenzestig.
Mijn vriendin E. is genodigd op het grote feest; ik mag mee. We willen voorbereid zijn. Als we bij de grote namen der letteren worden gedropt, willen we namelijk zulke situaties vermijden.

15u.
We flaneren door het Vondelpark. Wat zeggen we als we plots oog in oog staan met Harry Mulisch?
'Ik weet het écht niet,' zucht mijn vriendin E.
Er hangt een feestelijke sfeer in het park. De hemel is van hetzelfde blauw als bij ons in het zuiden.
'Pieker er maar niet over,' zeg ik. 'Dat zien we dan wel. Er komt wel iets.'
Over Het stenen bruidsbed, het boek dat ik van plan was te lezen voor het feest, zou ik het alvast niét moeten hebben. De bibliotheek van mijn vriendin E. heeft me op andere leesideeën gebracht. Ik ben begonnen in een bundel van Dave Eggers en in Caesarion van Tommy Wieringa. Misschien heeft Harry Mulisch dit ook wel gelezen.

18u.
Voor het pand van De Bezige Bij vinden we nog parkeerplaats. De voordeur staat open. Licht en muziek stromen de straat op.
Door het raam zien we vrouwen in mooie jurken, mannen in pak. Véél mensen.
Mijn vriendin E. en haar vriend F. staan glimlachend op het trottoir te wachten. Ik stap uit de auto.
'Ik weet het niet meer zo,' zeg ik.
'Wat dan?' vraagt E.
'Van Mulisch. Wat ik hem ga zeggen.'

19u.
Ik ben een van de enige gasten die niet bij de uitgeverij werkt, ook geen partner is van een Bij-auteur en nog geen uitgever heeft. Maar dat is net leuk. Spannend, deze tijd!
Daar is Anita Terpstra, ook een auteur van Paul Sebes, in november gedebuteerd met Nachtvlucht.
'Ik heb er geen flauw idee van hoeveel exemplaren er zijn verkocht,' zegt ze.
'Is er iets veranderd in je leven?' vraag ik.
'Eigenlijk niet.' Ze lacht. 'Weet je, je staat nog net zoals vroeger gewoon je WC te schrobben.'

20u.
Waarover gaat het verhaal?' vraagt Hans Nijenhuis, de uitgever van Thomas Rap.
We staan in de traphal. Hij luistert aandachtig.
'Ken je dat gevoel?' besluit ik, 'dat gevoel dat je overvalt als je een zielsverwant hebt gevonden?'
'Oh ja. Jazeker.' Hij glimlacht. 'Je boek klinkt goed.'

21u.
In de meest doorrookte kamer van het pand - en waarschijnlijk van heel Nederland - treden schrijvers op. We zitten naast Saskia Konniger (35), die ons net heeft verteld over haar eerste boek, Club Karma. We leunen achterover in de fauteuils. OP het kleine podium leest Maartje Wortel (27) een stuk voor uit haar verhalenbundel Dit is jouw huis. Hilarisch.

21u30.
We drinken een glas witte wijn met zicht op Harry Mulisch.






22u.

'Het is een spelletje,' zegt Erwin Mortier, de man die voor de uitreiking van de AKO-Literatuurprijs zei dat zijn boek, Godenslaap, "te goed is voor deze jury".
Hij lacht verlegen. 'We stonden daar allemaal te bibberen voor die uitreiking. Toen dacht ik, ik ga gewoon mijn ding doen.'
'Er zijn bijna honderdduizend exemplaren verkocht,' gaat hij verder, glunderend.
Of zijn leven veranderd is sedert de prijs?
'In het dorp herkennen ze me bij de bakker en de slager. Da's leuk.'

22u15.
Tommy Wieringa komt voorbij. Ik stap op hem af en steek mijn hand uit. Hij kijkt verbaasd, maar beantwoordt mijn handdruk.
'Ik ben in Caesarion begonnen,' zeg ik. 'Ik heb lukraak een bladzijde gelezen en zo gelachen.'
'Dat vind ik leuk,' zegt hij.
Dan wordt het optreden van Erwin Mortier aangekondigd. Tommy Wieringa juicht hem toe.

23u.
De plankenvloer trilt. De kamer waar Robbert Ammerlaan de avond inluidde met een gevleugelde toespraak over de geschiedenis van De Bezige Bij, "een vereniging van schrijvers", is omgebouwd tot danszaal. Billy Jean schalt door de luidsprekers. Ammerlaan himself geeft het voorbeeld en swingt over de vloer. Youp van 't Hek dartelt door de dansende massa heen. Er wordt gesprongen, rondgetold, geshaket en gelachen.

Er zijn avonden waarvan je wilt dat ze eeuwig blijven duren.


Van boeken en mensen
wenst u fijne feesten toe en ziet u terug in het nieuwe jaar.

maandag 14 december 2009

Café Luxembourg



'In Nederland maken ze die zoet,' zei mijn vriendin E.
Wij zaten in de veranda, pardon, de serre van Café Luxembourg op het Spui in Amsterdam. Van ons tafeltje hadden we uitzicht op Athenaeum Boekhandel en een aangrenzend plein. Lange blonde meisjes met wapperende sjaals reden op de fiets voorbij. Op het plein was er een boekenmarkt.
In de gelagzaal waren alle tafels bezet. Er werd gelezen, gepraat en kroket gegeten. Kalfskroket. Maar wij hadden frieten besteld. Frites, zeggen ze hier.
In Café Luxembourg - uit te spreken op zijn Frans - kwam wijlen Martin Bril ook vaak. Van boven zijn bord (kroketten) observeerde hij wat er gebeurde. Altijd iets te zien, hier. Café Luxembourg is het soort gelegenheid waar Harry Mulisch en consoorten in hun pauzes een bakje troost tot zich nemen. Het stenen bruidsbed had ik mee naar Amsterdam. Daarvoor lag het nog steeds op mijn nachttafeltje.
Maar Het stenen bruidsbed is geen boek om zomaar even te lezen voor het slapengaan. Het geldt als een van de belangrijkste werken uit de naoorlogse literatuur. De hoofdpersoon is een Amerikaanse tandarts, Norman Corinth. Voor een tandartsencongres gaat hij naar de Oost-Duitse stad Dresden. Corinth kent Dresden. Tijdens de oorlog heeft hij de stad gebombardeerd. Hij krijgt een relatie met een Duitse vrouw. Het boek verscheen precies vijftg jaar geleden en is een van de mijlpalen in het oeuvre van Mulisch.

Mijn vriendin E. en ik waren niet gekomen om Mulisch te spotten. Die zouden we sowieso 's avonds zien op het feest van De Bezige Bij. Nu wilden we lunchen. Salade caprese en een bord frites.
'Zoet?' Ik lachte. 'Dat meen je niet!'
'Echt waar,' zei mijn vriendin E. 'Met suiker in de plaats van azijn.'

Het was geen grap: de mayonaise proefde echt zoet. En de frites waren zacht. Maar de kroketten van de buren zagen er verrukkelijk uit.


woensdag 9 december 2009

Creativiteit



We hebben een strijkplank in huis. Die staat in een klein kamertje in de gang. Om erbij te kunnen, moet ik me wurmen tussen een boekenrek met Lonely Planets en een afgedankte wasmand waarin ik hangmatten opberg. Daarna kom ik bij een opplooibare wasstand. Die moet de gang in en dan kan ik de strijkplank achter het boekenrek uit halen.
Die strijkplank is namelijk een van de minder gebruikte voorwerpen in ons huishouden. Maar deze week haalde ik het ding toch maar eens uit. Veel strijkgoed was er niet, maar de sfeer leende zich ertoe. Buiten miezerde het en in de woonkamer speelden de kinderen met de Sinterklaasgeschenken. N.(6) had de pianoconcerten van Mozart opgelegd. Daar kon op gestreken worden. Dus klapte ik de plank open en deponeerde een pak jeansbroeken en enkele verdwaalde hemden op de zetel naast me.

Terwijl ik de geur van verhit katoen opsnoof, zetten mijn gedachten het op een loopje. Ik moest nog kerstgeschenken kopen. En kaarten schrijven. Als de foto's die ik besteld had op tijd aankwamen tenminste. Want we vertrokken volgende week al naar België. Maar eerst Amsterdam. Zou er vrijdag een afspraak met een uitgever zijn? Of was ik te ongeduldig? Kreeg ik zaterdag op het feest van De Bij Tommy Wieringa en Erwin Mortier te zien? Zou ik mijn reflexcamera meenemen of ging ik voor compact?
Ondertussen hadden E.(4) en I.(2) zich naast me geïnstalleerd met het dokterskarretje dat de goede Sint had gebracht. I. greep een plastic operatieschaar en zwaaide die heen en weer. 'We gaan wolven vangen!' riep hij. 'Ja!' juichte E., waarop hij de stethoscoop pakte. Ze zetten een wilde achtervolging in.
Ik dacht aan de videocasts die ik 's ochtends had gezien op ted.com. In de eerste sprak de innovatie- en creativiteitgoeroe Ken Robinson over de grenzeloze verbeeldingskracht van kinderen. Hij vertelde hoe het schoolsysteem de kinderlijke creativiteit aan banden legt. Wolven vangen met doktersspullen: voor I. en E. is het nog geen verloren zaak, maar N., die in het eerste leerjaar is, zie ik het niet meer doen.
In de tweede videocast was Elizabeth Gilbert aan het woord, de auteur van het bestsellerboek Eat, Pray, Love, bij ons bekend als Eten, bidden, beminnen en maandenlang op nummer één in de toplijsten. Elizabeth Gilbert beschrijft er hoe ze na een pijnlijke echtscheiding en een depressie een jaar vakantie neemt en vier maand spendeert in Italië, India en Indonesië op zoek naar plezier, devotie en wijsheid. Het boek is licht verteerbaar en plezierig van toon, maar niet exceptioneel. De verklaring voor het galactische succes van Eat, Pray, Love ligt vast in de tijdsgeest. Ik kan best bedenken dat veel mensen (lees: vrouwen) ook graag zo'n spirituele reis willen ondernemen en zich bij wijze van surrogaat tevredenstellen met Eat, Pray, Love.
Elizabeth Gilbert kan het ook goed zeggen, mocht ik vaststellen. Vol vuur vertelde ze over het creatieve proces en over hoe zij geloofde dat het genie niet in de mens zit, maar soms over de mens neerdaalt. Ze vertelde over de Amerikaanse dichteres Ruth Stone die ze geïnterviewd had. Deze zei dat ze de gedichten voelde aankomen. Ze kwamen over het landschap aangesneld en dan moest zij snel naar binnen om potlood en papier te zoeken om ze neer te schrijven. Soms was ze te laat maar kon ze ze nog bij de staart grijpen. Dan kwam het gedicht ook op papier, maar achterstevoren.
'Misschien,' besloot Gilbert, 'beslist het genie om ooit één ogenblik over je neer te dalen en zich te tonen in je werk. Maar in afwachting daarvan moet je gewoon je werk doen.'
Schrijven dus. Of, heel soms, strijken.


dinsdag 8 december 2009

Het potentieel van snelwegen



Mijn vriendin N. belde me op. 'Ga je vrijdag mee naar de cinema? Ze spelen de beste Franse film van het jaar!'
'Welke dan?' vroeg ik. Als Fransen het over Franse filmen hebben, ben ik sceptisch. De vorige keer dat N. me meetroonde naar de gemeentelijke bioscoopzaal, zagen we 'Les Regrets' van Cédric Kahn, over een man die na twintig jaar zijn jeugdliefde terugziet en een passionele relatie begint.
Dit had goed kunnen zijn, akkoord. Jammer genoeg waren de hoofdrollen - vertolkt door monsieur Charlotte Gainsbourg en Valeria Bruni-Tedeschi (zus van) - zo karikaturaal dat ik voortdurend uit het verhaal werd gerukt. Mijn vriendin N. ook trouwens.
'De film heet "A l'origine",' zei N. 'Het gaat over een oplichter die in een klein dorp aankomt en doet alsof hij daar een groot project opstart. Maar in de plaats van te verdwijnen met het geld van de dorpsbewoners wordt hij meegesleept door hun enthousiasme. Een waargebeurd verhaal.'
'Welk project begint hij dan?' vroeg ik.
'Even denken... een autosnelweg, geloof ik, een onafgewerkte autosnelweg.'
'Ok,' zei ik, 'ik zie je vrijdag.'

Bouwwerven van snelwegen hebben namelijk potentieel. Een van de meest bejubelde boeken van de laatste jaren in ons Nederlands taalgebied speelt zich af vlakbij het werf van een autosnelweg. Jawel, u hebt het goed geraden: het is natuurlijk Joe Speedboot, de roman die de Nederlandse auteur Tommy Wieringa vleugels gaf.
De plaats van gebeuren is Lomark, een klein (verzonnen) dorp in Nederland, waar de E 981 binnenkort zal passeren. De verteller is Fransje, een jongen die invalide is geworden nadat een grasmaaier over hem is gereden terwijl hij een samoerai-oefening deed. Fransje kan alleen nog één arm bewegen en is zijn spraakvermogen kwijt. De tweede hoofdpersoon is Joe Speedboot, een nieuweling in Lomark. Even spectaculair als zijn intrede in het dorp (zijn vader rijdt met de verhuiswagen een woning binnen en overlijdt ter plekke) zijn de ideeën van Joe Speedboot. Hij maakt bommen, knutselt een vliegtuig in elkaar en stoomt een tractor klaar voor de Dakar-rally. Tussen Fransje en Joe Speedboot onstaat een vriendschap, die een hoogtepunt bereikt als ze Europa gaan rondreizen om deel te nemen aan armworsteltoernooien met de goede, overontwikkelde arm van Fransje.
Alles wat Fransje meemaakt, schrijft in zijn dagboek: "Als jij bijvoorbeeld vandaag zou langskomen zou ik dat opschrijven. Zo van: die en die gezien, zus en zo laat op deze en deze dag. En als me iets aan je was opgevallen, dat je rare oren hebt of een mooie neus, zou ik dat ook opschrijven, en wat je kwam doen, en hoe je dat deed. Maar ook andere dingen, hoe de herfstregens bijvoorbeeld het blond uit onze haren spoelen, waar het donkere winterhaar onder tevoorschijn komt, en over de rivier die door onze levens stroomt zoals de grote bloedsomloop door het lichaam."

Tommy Wieringa schrijft in een wondermooie taal en deelt zijn personage prachtige overpeinzingen toe. De autosnelweg staat niet op de voorgrond in het verhaal, dat hebt u ondertussen begrepen. Op het eind keert hij terug: "De E 981 is in gebruik genomen, een gletsjer van asfalt heeft nieuwe tijd voor zich uit gewalst en wij zijn verdwenen achter een metershoge geluidswal van aarde en kunststof. We horen inderdaad niks, net zomin als wij nog worden gehoord. Automobilisten die langsflitsen zien misschien vanuit een ooghoek het puntje van onze kerktoren boven het scherm uitsteken, met daarop de hoan die kroaning blef, maar verder heeft de wereld ons aan het zicht onttrokken. Maar daarachter zijn wij niet gestorven, noch zijn wij van gedaante veranderd. Wij zijn hier nog."

"A l'origine" heb ik ondertussen gezien. En kan ik u ook aanraden.

maandag 7 december 2009

Dezelfde golflengte



De auto staat geparkeerd in een drukke straat aan de kust. Het zicht bestaat voornamelijk uit voorbijrazende bussen. Het is droog buiten. Normaal gezien zou ik in deze omstandigheden allang de auto uit zijn. Nu niet. France I. heeft me iets te vertellen. Zij was mijn eerste vriendin in Frankrijk.

In onze begindagen hier, toen P. en ik nog met heimwee terugdachten aan Torres del Paine, wat niet alleen de naam is van een nationaal park in Zuid-Chili maar ook die van onze oude Belgische ijskast die zoals de gletsjers in Patagonië geregeld afkalfde, kende ik in deze contreien naast Madame C. van het immobiliënkantoor geen kat.
Neen, ook geen collega's.
P. en ik gingen maar twee keer naar het werk. Op onze eerste dag werden we vriendelijk genood naar huis terug te keren en te wachten op een telefoontje. Elf september was nog maar drie weken oud en in onze business waren alle projecten stopgezet. Het telefoontje kwam op vrijdagmorgen. Of we om vijf uur konden langskomen?
P. en ik hadden onze baan in België opgegeven. De bedrijfswagen was ingeleverd, dus hadden we een auto gekocht. De huur was opgezegd en in september waren we voor tien dagen naar het zuiden gekomen om een woning te zoeken. We pootten de tent neer op een camping en vertrokken elke ohtend na een ontbijt van drie croissants vol goede moed naar de immobiliënkantoren.
We werden meestal genegeerd, soms bespot ("wat was uw budget ook weer?") en een enkele keer zelfs opgelicht. Als we al een bezoek konden regelen, belandden we ofwel in een tochtige woning die al jaren leegstond en eerder een stal leek, ofwel bij een eigenares die één jaar huur eiste als waarborg. Tot we op de voorlaatste dag het kantoor van Madame C. binnenstapten. Een uur later hadden we de sleutel op zak van een mooie flat op tien minuten rijden van het werk. Zicht op de bergen, zwembad op het domein. Het paradijs.
Dat we in die eerste werkweek niet op kantoor hoefden te zijn, kwam gelegen. We moesten de verblijfsvergunning nog regelen. Na elvendertig faxen naar evenveel instanties in België hadden we de nodige documenten verzameld. We reden naar de prefectuur in Nice. Om kwart voor negen stonden we voor de deuren. Die waren nog dicht, maar op het trottoir wachtte al een rij mensen. Om klokslag negen uur werden we binnengelaten. We kregen een nummertje. Pas om vier uur mochten wij naar het loket. Maar het wachten loonde: we kregen de gegeerde carte de séjour. Alles was nu geregeld.
Tot dat telefoontje kwam: of we om vijf uur konden langskomen?
P. en ik gaven het elkaar niet toe, maar we wisten hoe laat het was. Ja, we werden ontslagen. Om een lang verhaal kort te maken: collega's had ik niet.

Omdat een mens niet de hele dag over huurcontracten kan spreken en Madame C. ook haar werk had, was ik maar wat blij toen ik France I. leerde kennen. Zelfs nu ik vriendinnen heb, blijf ik haar trouw. Ze vertelt even gepassionneerd over het failliet van Dubai als over de fadobars van Lissabon. Ik ken haar nu al acht jaar. Haar kennis over de literatuur? Bodemloos!
Nu, in de auto, heeft ze het over een pareltje van de Franse rentrée littéraire van 2009: Un homme louche van François Beaune. François Beaune is eenendertig jaar en "niet bepaald jong om te debuteren" aldus mijn vriendin. François Beaune is een man van twaalf stielen en dertien ongeluken. Keukenhulpje, nachtwaker, barman: u noemt het, hij is het geweest. Tot wanhoop van zijn moeder die iets anders in petto had voor zoonlief. Maar nu ligt Un homme louche dus in de handel.
De hoofdpersoon is een man van weinig woorden en even weinig vrienden. Jean-Paul Dugommier doet niets anders dan observeren. We krijgen een inkijkje in zijn dagboek. In het eerste deel is hij dertien jaar en leeft hij op het platteland waar zijn ouders een kruidenierszaak uitbaten. Het tweede deel start vijfentwintig jaar later. Dugommier observeert de samenleving door een loep. Kijkt hij bijvoorbeeld naar een reclame-affiche, dan ziet hij het geheel niet, maar wel de details: een overdosis aan felgekleurde pixels. Inderdaad. Een ander mens zou er scheel van gaan zien.
"Humoristisch en poëtisch."
"Een roman die in de war brengt."
"Na dit boek kijk je op een andere manier naar de werkelijkheid."
"Een roman die herinnert aan L'écume des jours van Boris Vian."
Zo is Un homme louche ontvangen.
De moeder van François Beaune is trots, zegt France I. nog.
Dan is het half tien. Tijd voor mijn afspraak. Ik draai de contactsleutel uit. France I. zwijgt begripvol. Ik zeg het u, we zitten op dezelfde golflengte.

vrijdag 4 december 2009

Vrolijke hoeren



Zelfs in ons dorp, dat sommigen toch als een eindpunt van de wereld beschouwen, hebben we verscheidene vormen van vertier: een cinemazaal, een speeltuin en twee vrouwen van plezier. Ik heb hen alleen nog maar kort en van ver gezien, wanneer ik van de autosnelweg naar huis rijd. Op die schilderachtige weg, tussen een diepgroen meer en steile heuvelflanken begroeid met eiken, staan zij. Piepjong ogen ze niet meer. Ze gaan gekleed in hoge witte laarzen en topjes die weinig aan de verbeelding overlaten en dragen zelfs bij regen een zonnebril die hun gezicht haast helemaal bedekt. Op hun modderige parkeerstrook staan ze maar wat naar de voorbijrazende auto's te staren.

Dan kom ik thuis met een herinnering aan droeve hoeren.

Of de dames het gelijknamige boek van Gabriel Garcia Márquez gelezen hebben, betwijfel ik. Ik zou het op hun parkeerterrein kunnen deponeren, akkoord. Maar ik zou niet weten welke vertaling ik zou moeten kiezen en bovendien acht ik de kans groot dat ze er sigaretten van rollen. Dat zou zonde zijn. Herinnering aan mijn droeve hoeren is de laatste roman van Gabriel Garcia Márquez. Het begint zo: "Voor mijn negentigste verjaardag, wilde ik mezelf trakteren op een waanzinnige liefdesnacht met een jonge maagd."
Via een bevriende bordeelhoudster krijgt de oude man zijn maagd. Maar als hij in het bordeel aankomt, slaapt het meisje al, doodmoe na een dag werken in de fabriek. Hij gaat naast haar liggen en kijkt. Hetzelfde gebeurt de volgende en daaropvolgende nacht. Hij wordt voor de eerste keer in zijn leven verliefd. Terwijl hij zijn slapende maagd bewondert, fantaseert hij over hoe de echte liefde zou kunnen zijn. Márquez verweeft de gedachten en belevenissen van de oude man tot een melancholisch verhaal over de liefde en de dood.

Toen ik gisteren van de autosnelweg naar het dorp reed, zag ik dat de dames van plezier er ook weer waren. Het was aan het stortregenen, maar dat leek hen niet te deren. Ze hadden zelfs versterking gekregen: ze waren met vier. Twee van hen stonden geanimeerd te kletsen onder hun paraplu's, de twee anderen kwamen aangewandeld, druk babbelend en lachend. Verderop stonden twee monstertrucks geparkeerd. Het beeld duurde een flits, dan was ik alweer in onze vertrouwde vallei, op de heuvel in het dorp, thuis bij de haard.
Met een herinnering aan vrolijke hoeren.

donderdag 3 december 2009

Aangenaam



'Toon me hoe je je das knoopt en ik zeg je wie je bent.'
Deze gevleugelde zin, gepikt uit de hilarische roman Black Bazar van de Frans-Congolese auteur Alain Mabanckou, kan even goed op de literatuur worden toegepast: Zeg me wie je graag leest en ik zeg je wie je bent. Dit bedacht ik dinsdag, toen ik kennismaakte met een collega van P.
We waren en tête-à-tête aan het lunchen in het bedrijfsrestau. Kwam een man op onze tafel af. Klein van gestalte, met een zwart brilletje.
'Dat is J.,' zei P. 'Kom erbij.'
J. sloeg niet af. Hij schoof zijn plateau (falafel, een blik cola en een yoghurtdrankje) naast die van P.
P. had me over J. verteld, maar ik had hem nog niet ontmoet. J. zou binnenkort naar Londen worden overgeplaatst. Had hij lang voor geijverd.
'Ik moet binnenkort croissants meebrengen,' zei J.
Trakteren met croissants is zo de gewoonte als een van de collega's iets te vieren heeft.
'Daar ontsnap je niet aan,' zei P.
'Dat wordt moeilijk...' J. zuchtte. 'Het probleem is dat ik 's morgens niet in de stemming ben.'
P. en ik glimlachten maar wat.
'Nee, serieus,' zei J., 'ik heb 's ochtends geen humeur om croissants te kopen.'
'Vraag het dan aan iemand anders,' zei P. 'Besteed het gewoon uit.'
J. produceerde een zuur lachje.
Het leek P. gepast het gesprek op een ander spoor te zetten.
'J. leeft in een bibliotheek,' wierp hij op tafel.
'Dat is door mijn vrouw,' zei J. 'Ze is boekhandelaar.'
'Ze leest vijf boeken per week,' mompelde hij. 'Vroeger toch. Nu niet meer.'
Nu hadden ze een kindje van één jaar en was er een tweede op komst.
'Welke auteur lees je graag?' vroeg ik.
J. wierp een donkere blik op zijn bord waar nog een halve falafel op lag.
'Wel...' Hij maakte een snuivend geluid. 'Ik apprecieer Houellebecq wel.'
Michel Houellebecq wordt door sommigen vereerd, door anderen verguisd. Hij is dé schandaalauteur van Frankrijk. Met zijn uitspraken schopt hij tegen vele schenen.
'Het enfant terrible van de Franse literatuur,' zei ik. Ik kon mijn glimlach niet tegenhouden. Zwartgallig, weinig sociaal: J. leek een vleesgeworden personage van Michel Houellebecq. Laat ik u enkele citaten voorschotelen uit de roman Plateforme. Het verhaal gaat over Michel, een mislukte veertiger, die op reis in Thailand Valérie ontmoet, een relatie begint en samen met haar en haar collega een business in seksvakantieclubs opzet - met fatale gevolgen. "L'homme n'est décidément pas fait pour le bonheur", of "Tout peut arriver dans la vie, et surtout rien", of nog "C'est dans le rapport à autrui qu'on prend conscience de soi ; c'est bien ce qui rend le rapport à autrui insupportable."
Terwijl ik aan dit alles dacht, had J. zijn falafel opgegeten.
'Literatuur is mijn domein niet,' zei hij. 'Ik weet meer over klassieke muziek.'
'Speel je zelf muziek?' vroeg P.
'Vroeger,' zei J. terwijl hij zijn flesje yoghurt openschroefde.
'Welk instrument?' vroeg ik.
'Piano en hobo.' Hij dronk het flesje in één teug op.
Het was ondertussen twee uur geworden. We stonden alle drie op en liepen naar buiten.
'Het was aangenaam om kennis te maken,' zei J. Hij glimlachte kort.

woensdag 2 december 2009

Rode slangen



Dit weekend was niet alleen productief in de tuin, maar ook in de keuken. Na een zonnige zaterdag begon de herfst. Op zondag werden we wakker van de regen die tegen de luiken sloeg. Of, juister, de regen sloeg tegen de luiken toen we wakker werden. Wij hoorden het geroffel nauwelijks. Uit de gang kwam een kakafonie van luide klanken.
'Is hij gekomen?'
'We gaan kijken, kom!'
'Nee, wacht, ik ben nog niet klaar.'
'Ik wil eruit!'
Ik grabbelde de wekker vast. Tien voor zeven. De twee oudste zonen stonden voor de slaapkamerdeur te springen. Gekleed.
Terwijl P. zijn mountainbike-outfit aantrok, haalde ik de kleinste uit bed. Ze stormden alle drie naar de woonkamer.
'Hij is gekomen!' riepen de zonen in koor. Ze kieperden hun schoenen uit en graaiden naar de chocoladecenten, suikerpicknicken en speculozen die op de vloer vielen. I.(2) stopte zoveel mogelijk tegelijkertijd in zijn mond, E.(4) vroeg een kom om de schatten in te bewaren en N.(6) at hier en daar iets en liet het overige snoepgoed op de grond liggen.

Tja. Wat doet een mens dan op zondag als hij zo vroeg op is en manlief is gaan fietsen?
Maximonsters tekenen, met de zonen naar de soundtrack van Time of the Gypsies luisteren en in de keuken staan.
Op onze ijskast liggen glanzende receptenboeken van Jamie Oliver, Delia Smith en soortgelijken, maar die kijk ik zelden in. Het boek dat ik het vaakst raadpleeg, is rafelig, bemorst en de band heeft allang losgelaten. Toen ik het ouderlijk nest verliet, stopte moederlief me dit nog snel toe: Cuisine pour toute l'année van Monique Maine. Het boek is gedrukt in 1969. Moederlief vertelde me dat haar broer het van haar moederlief meekreeg toen hij een jaar naar Algerije ging op legerdienst. Ik weet niet of mijn oom ook andere lectuur meehad tijdens dat jaar in het buitenland, maar als dat niet zo was, dan was hij met Cuisine pour toute l'année toch een eind zoet.
Aan elke dag van het jaar is een bladzijde gewijd met twee menu's, één voor 's middags, één voor 's avonds. Uit elk menu wordt telkens een recept gelicht. Bovendien wordt elke maand ingeleid door een verhaaltje over een seizoensgerecht en een handige keukentip.
Het kan niet van elk kookboek gezegd worden, maar Cuisine pour toute l’année biedt ook een veelheid aan recepten voor het soort groente van ons abonnement, in deze tijd van het jaar snijbiet, kolen en penen in een wijd scala aan kleuren. Ik koos een gerecht dat kindvriendelijk oogde, Chou rouge aux pommes - onderdeel van het lunchmenu op de eerste vrijdag van februari, mocht u dat interesseren, en te serveren met geroosterde chipolatas en appelsienen als toetje. Omdat ik toch bezig was, maakte ik ook nog een snijbiettaart en een stoofpot van wortels en rapen.
De zonen waren niet onverdeeld enthousiast over de rode slangen op hun bord, om nog maar te zwijgen van de taart van groene groente. Er was meer dan genoeg over voor P., toen hij bemodderd en met blinkende ogen terugkwam van 1800 meter downhillen in de regen. Want de herfst is echt wel begonnen.

dinsdag 1 december 2009

Harken



'Zou jij het doen als je mij was?'
'Direct,' zei P. zonder opkijken.
Hij had me deze week al gevraagd wanneer ik nu eindelijk ging beslissen. Want hij moest zich wel organiseren.
'Zelfs als ik geen afspraken heb?'
Mijn agent had gezegd dat het op de uitgeverijen verschrikkelijk druk was. Ze hadden mijn manuscript nog niet gelezen.
P. keek me aan. 'Natuurlijk zou ik gaan! Mij zou je het geen twee keer moeten zeggen.'
'Deze middag,' begon ik, 'in de tuin...'
Na de lunch waren we aan het werk gegaan: P. stapelde brandhout, ik harkte. Als ik hark, denk ik aan de dalai lama. Die heb ik van nabij leren kennen via Time-journalist Pico Iyer. Via zijn boek althans. In De open weg werpt Pico Iyer een licht op de vele facetten van de spirituele leider van Tibet. Het boek staat niet alleen bol van de eigenaardige weetjes (wat dacht u hiervan: "als kind van twee werd de dalai lama gevonden door een delegatie monniken, die hem op het spoor kwamen toen er een regenboog aan de noordoostelijke hemel boven Lhasa te zien was, een stervormige zwam op een pilaar in het Potalapaleis verscheen en het hoofd van de dertiende dalai lama herhaaldelijk een beweging in noordoostelijke richting maakte"), maar verkondigt ook een interessante visie. “Droom niets” is een frequente uitspraak van de dalai lama. De meeste mensen reageren dan teleurgesteld, zegt Iyer, maar eigenlijk is die levensvisie net positief. De oplossing voor problemen moeten we zoeken in onszelf, door innerlijke bewustwording. Iyer, die zich een scepticus noemt, ging er ook in geloven. En hij constateerde dat zijn leven veranderde: alles hing af van de manier waarop hij ernaar keek.
Ik had een gelijkaardige ervaring bij het harken. Blaren harken is pure meditatie. Dat weten boeddhistische monniken overigens allang. Als zij willen mediteren, gaan ze vegen. Terwijl ze de bezem bewegen, voelen ze de regelmaat van dag en nacht, het ritme van de ademhaling van de wereld, het kloppen van hun hart. Ik snoof de geur van de gevallen bladeren op, glimlachte naar de paddenstoelen, en droeg armenvol bladeren weg. Hoe langer ik werkte, hoe meer klaarheid ik zag - niet in de tuin want telkens ik een kruiwagen had geleegd, mocht ik constateren dat er weer nieuwe blaren waren gevallen. In mijn hoofd losten de nevels op.
Wat zou ik doen in Amsterdam?
Uitgevers ontmoeten natuurlijk. Afspraken zouden komen, soms moet het lot op de goede weg worden geholpen. En daarnaast? Uren spenderen in Selexyz Scheltema, Athenaeum Boekhandel en American Bookshop. Caesarion kopen en lezen. Keuvelen met mijn vriendin E.. Door het Vondelpark wandelen. Een broodje kroket eten. En, jaaahaaa, E.'s uitnodiging aannemen en haar vergezellen naar het grote feest voor het vijfenzestigjarig bestaan van De Bezige Bij!!! Om er daarna zo'n column over te schrijven.
'Ga verder,' zei P.
'Terwijl ik zo harkte, dacht ik dus, kind, zo'n kans krijg je niet elke dag.'
'Zo'n kans krijg je maar één keer,' zei P.
'Dan doe ik het gewoon.'