Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 4 juni 2012

Het geheim van Javier Marías



Lange, vloeiende zinnen, breed uitgesponnen, intelligente beschouwingen over de grote levensthema’s en een misleidend zoetsappige titel: De verliefden van Javier Marías heeft alles in zich om een klassieker te worden.

Javier Marías (1951) is in zijn schrijven eigenzinnig, niet zozeer omdat hij nog altijd een Olympia Carrera de Luxe typemachine gebruikt, maar omdat hij zich een bijzonder strenge methode oplegt. Elke bladzijde die hij schrijft (hoogstens twee per dag) is definitief; geen enkele beslissing kan hij terugdraaien. Hoe beperkend dat ook lijkt, voor Marías werkt het. Hij is een van de meest succesvolle “writer’s writers” van Spanje en wordt getipt als een kanshebber op de Nobelprijs Literatuur.
Zijn internationale doorbraak kwam in de jaren negentig met de roman Een hart zo blank, die bekroond werd met de IMPAC Dublin International Literary Award. Vandaag is zijn werk in veertig talen vertaald en heeft hij wereldwijd meer dan zes miljoen boeken verkocht. De ambitieuze trilogie Jouw gezicht morgen (2002-2007) werd door sommige critici de beste Spaanse roman van de voorbije halve eeuw genoemd. Met traditionele bestsellers hebben zijn trage, cerebrale romans niets gemeen. Actie vindt nauwelijks plaats, alles gebeurt in het hoofd van de verteller, die observeert, reflecteert en interpreteert en daarbij vaak stilstaat bij op het eerste gezicht onbeduidende details. Op het ritme van lange, meanderende zinnen vol bijzinnen en associaties zwemt de lezer van de ene uitweiding naar de andere.
Ook De verliefden, vorig jaar verschenen als Los Enamoramientos en door El País uitgeroepen tot het beste boek van 2011, draagt de typische Maríasstempel, al is er één opvallend verschil met zijn voorgaand werk: de auteur geeft het woord nu aan een vrouw, wat hij in zijn 41-jarige schrijfcarrière slechts eenmaal deed, niet in een roman maar in een kortverhaal.

De ik-verteller, María Dolz, een vrouw van achterin de dertig die bij een uitgeverij werkt, blikt terug op een gebeurtenis in het verleden. Haar monologue intérieur vult het leeuwendeel van de roman. De ondergeschikte rol van de plot blijkt al uit de aanhef waar de gebeurtenis die de intrige uitlokt meteen wordt verklapt:
“De laatste keer dat ik Miguel Desvern of Deverne zag, was ook de laatste keer dat hij gezien werd door zijn vrouw, Luisa, wat toch wel vreemd en misschien onrechtvaardig was, aangezien zíj zijn vrouw was en ik daarentegen een onbekende die nog nooit een woord met hem had gewisseld.”
Deze Miguel Desvern is een randfiguur in María’s leven. Gedurende lange tijd ziet ze hem elke morgen met zijn vrouw in het café waar zij ook ontbijt. Geïntrigeerd door het ogenschijnlijk geluk van het paar kan ze het niet laten hen te observeren. Maar dan verdwijnen ze plots. Maanden later verneemt María dat Desvern op een gruwelijke manier is vermoord door een zwerver. Wanneer ze zijn weduwe Luisa terugziet en medeleven betoont, nodigt Luisa haar uit thuis langs te komen. Daar ontmoet María de beste vriend van Desvern, Javier Díaz-Varela, tot wie ze zich onmiddellijk aangetrokken voelt.

Van De verliefden werden in Spanje totnogtoe meer dan 140,000 exemplaren verkocht. Heel toegankelijk is de roman nochtans niet. Zoals gebruikelijk doorspekt Marías het verhaal met literaire verwijzingen, naar Shakespeare, Dumas en vooral Balzac, en wel de novelle Le Colonel Chabert (1832), over een dood gewaande militair die na jaren omzwervingen zijn vrouw terugvindt maar ontdekt dat hij geen plaats meer heeft in haar leven. Ook Luisa, stelt Díaz-Varela, zal zich herpakken en niet meer naar vroeger verlangen. María vraagt zich af waarom hij daarop doorhamert. Terwijl haar verliefdheid steeds hoger oplaait, rijst het afschuwelijke vermoeden dat haar minnaar betrokken is in de moord op Desvern.

Hoewel de verteller een vrouw is, klinkt ook hier weer vooral de stem van de auteur zelf door. Marías stemt de lezer tot nadenken met zijn “pensamiento literario”. In wijdlopige, intelligente, niet bepaald optimistische, maar wondermooie beschouwingen boort hij via omtrekkende bewegingen grote levensthema’s aan zoals de dood en het verlies van een geliefde, het verlopen van de tijd, “de verpletterende kracht van het heden” (zoals Marías zelf treffend formuleert) en de verliefdheid, waar Desvern, Luisa, María en Díaz-Varela alle vier mee kampen, al zijn hun gevoelens niet per se wederkerig en evenmin argeloos en mooi.

“Het interessante zijn de mogelijkheden en ideeën die romans op ons overbrengen via imaginaire situaties, die blijven ons helderder voor de geest staan dan echte gebeurtenissen en we houden er meer rekening mee”, zegt Díaz-Varela ergens in De verliefden. Ligt het geheim van Marías in dat prikkelende, aanstekelijke “pensamiento literario”?

De verliefden, Meulenhoff, 368 p.
Deze recensie verscheen op 2 juni in De Morgen.

Geen opmerkingen: