Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 7 november 2012

Opgroeien in de schaduw van Pinochet


In zijn derde roman keert Alejandro Zambra terug naar zijn jeugd, het Chili van Pinochet, en geeft hij een stem aan de kinderen die opgroeiden in de schaduw van de grootse verhalen van hun ouders. Via een briljant literair spel betrekt hij de lezer in de zoektocht van zijn personages naar identiteit.
 
Labiele politieke regimes, dictators en onderdrukten zijn terugkerende elementen bij de auteurs van de Latijns-Amerikaanse boom. Mario Vargas Llosa schreef erover in Het groene huis (1966) en Wie heeft Palomino Moreno vermoord (1986), Gabriel García Márquez in De herfst van de patriarch (1976), Alejo Carpentier in De methode (1974). Maar terwijl de dictators hun schrikbewind voerden, groeide een nieuwe generatie op, kinderen die weinig afwisten van de terreur in hun land maar de algehele angst en verwarring aanvoelden. De Chileense schrijver Alejandro Zambra (1975) noemt hen “secundaire personages”: in de grote geschiedenis die zich ontrolde, de roman van hun ouders, speelden zij een bijrol. In zijn derde roman, Manieren om naar huis terug te keren, richt Zambra de schijnwerpers op de kinderen die zoals hij groot werden met de dictatuur van Pinochet.
“Terwijl de volwassenen elkaar vermoordden of dood waren”, zegt een van de vertellers, “zaten wij in een hoekje tekeningen te maken. Terwijl het land ten onder ging, leerden wij praten, lopen, servetten tot een bootje of een vliegtuigje vouwen. Terwijl de roman plaatsvond, speelden wij verstoppertje, leerden wij hoe we konden verdwijnen.”

De personages van Manieren om naar huis terug te keren graven in hun duistere en verwarrende jeugd en proberen van daaruit zichzelf te construeren. Zambra zou Zambra niet zijn als hij niet op een ingenieuze manier met het gegeven – herinneringen, een zoektocht naar een identiteit – aan de slag zou gaan.
Afwisselend voeren twee ik-vertellers het woord. Allebei schrijven ze een roman over hun kinderjaren in Maipú, een stad niet ver van Santiago. De roman begint met een flashback naar het jaar 1985. Een aardbeving treft de streek. De verteller, dan negen jaar, leert in de burendrukte op straat Claudia kennen, het nichtje van de eenzelvige mysterieuze buurman Raúl. Ze vraagt hem Raúl in de gaten te houden, zonder verdere uitleg te geven. Geflatteerd door haar aandacht stemt hij toe. Elke week treft hij haar in de supermarkt om verslag uit te brengen. De episode eindigt wanneer hij wil vertellen dat Raúl aan het verhuizen is en Claudia’s huis leeg aantreft.
In het volgende deel reflecteert een schrijver over het verhaal van Raúl en Claudia, dat onderdeel is van een roman waar hij aan werkt en die hij wil laten lezen aan Eme, zijn ex. Vijf jaar daarvoor bracht Eme hem op het idee de roman te schrijven toen ze na een anekdote over haar kindertijd besloot: “Wij kinderen begrepen opeens dat wij eigenlijk helemaal niet zo belangrijk waren. Dat er ondoorgrondelijke, ernstige dingen gebeuren waar wij niets vanaf mochten weten, en die we al helemaal niet mochten begrijpen.”
Terwijl hij hoopt dat het tussen Eme en hem goed komt, woelt hij in zijn herinneringen en bezoekt hij zijn ouders in het huis van zijn jeugd.

Hoe doordacht Zambra’s literair spel is wordt duidelijk in de tweede helft van de roman. Wanneer de eerste verhaallijn verdergaat, is ze besmet door de tweede verhaallijn. De eerste verteller, het jongetje van negen, is nu volwassen en zijn leven lijkt gemodelleerd naar dat van de tweede verteller, de auteur die over hem schrijft. Hij ziet Claudia terug en zij onthult hem het ware verhaal van Raúl. Claudia en de verteller spitten in hun gedeeld verleden, gaan door een louteringsproces en vinden zichzelf terug, net als Eme en de tweede verteller in het laatste deel van de roman. De twee parallelle verhalen, de twee versies van het verleden, hebben een bevreemdend effect op de lezer. Net als Zambra’s personages zijn we niet meer zeker over wat echt is en wat verzonnen.

Manieren om naar huis terug te keren is Zambra’s meest Chileense roman. In zijn vorige romans, Bonsai en Het verborgen leven van bomen, is de context dezelfde, maar ontbreken expliciete verwijzingen naar de geschiedenis en de politiek van Chili. Toch hangt dit boek nauw samen met de andere. Dat heeft te maken met Zambra’s aanpak, de reflectie waartoe de lezer wordt aangezet, en zijn stijl, de heldere en beknopte formuleringen, het oog voor detail, de terloopse mijmeringen en de bedaarde, soms ironische, soms melancholieke stem. Vanzelf gaan we die stem associëren met die van de auteur. Manieren om naar huis terug te keren is een ik-verhaal, maar of Zambra nu zuivere autofictie heeft geschreven of ons weeral, geniaal, zout in de ogen strooit, hebben we het raden naar. Wat geen twijfel lijdt is dat de schrijver door naar zijn huis, zijn roots, terug te keren voorgoed een tweede thuis heeft gevonden, in de canon van de Latijns-Amerikaanse literatuur.



Manieren om naar huis terug te keren, Uitgeverij Karaat, 200 p. , 18,90 euro.
Deze recensie verscheen op 3 november in De Morgen.

Geen opmerkingen: