Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 12 april 2013

De kloof


Het was maandagavond en ik stond op het bovendek van een 33 meter-jacht in de haven van Cannes te praten met een documentairemaker.
‘Mannen zijn zo,’ zei hij op een toon die geen tegenspraak duldde. Hij wees naar de groepjes rond ons, heren in donkere pakken met roze of gele overhemden.
‘Die en die en die,’ zei hij. ‘De bakker, de bankier, de leraars op de school van je kinderen. Iedereen! Priesters? Heel zeker! Je man of je vriend? Ook.’

De kwestie betrof de dames die de avond opleukten, actrices van een welbepaald genre betaaltelevisie. Er waren er drie. Ze droegen nauwe jurken die vlak onder hun billen ophielden en hadden boezems die buitenaards waren van volume en toch de zwaartekracht tartten, waardoor je er wel naar moest kijken, ze zogen ieders blik aan, ook die van de vrouwen in het gezelschap, er was een dame uit een Balkanstaat die me had toevertrouwd dat ze er heel graag aan wilde voelen omdat ze zich afvroeg of ze hard of zacht waren.

De vrouwen keken uit nieuwsgierigheid en uit ongeloof, maar in het geval van de mannen speelde lust, beweerde de documentairemaker, en dat was volgens hem ook de reden dat alle, werkelijk alle mannen naar porno keken.

Ik hoorde hem spreken en knikte af en toe. Ze lijken op vleestomaten, dacht ik, even zwaar en stevig als de variant «cœur de bœuf » maar zonder de voor deze soort kenmerkende bulten en onregelmatigheden, exclusieve tomaten dus, die in de supermarkt veel aandacht trekken maar weinig kopers door hun exorbitante prijs maar die het in een primeurzaak uitstekend doen.

Terwijl ik mijmerde over dit beeld, vroeg ik me af hoe Josep Maria de Sagarra ze zou hebben beschreven. Hij zou natuurlijk iets origineler hebben gevonden want zelfs de eenvoudigste zaken goot hij in verrassende, formidabele beelden. Ik was nog doordrongen van Knoflook en pekel, zijn tweede en voorlaatste roman, die in 1928 verscheen toen hij vierendertig was, over een priesterstudent die tijdens de zomervakantie verliefd wordt op het mooiste meisje van zijn dorp en aan die liefde ten onder gaat, een triest verhaal dat een feest is om te lezen omwille van die taal die uitbundig en overdreven is en waarnaast het kale schrijven van tegenwoordig verbleekt.

Ik dacht aan de keren dat ik hardop had gelachen om de beelden die Josep Maria de Sagarra me had opgedrongen, gedurfde en vergezochte vergelijkingen en metaforen die z’n proza bij momenten iets surrealistisch geven en de Catalaanse schrijver maken tot een Salvador Dalí van de letteren, en intussen luisterde ik naar de documentairemaker die nu zei dat de meeste mannen het niet toegaven, maar dat ze sowieso naar porno keken, het was een zekerheid.

Ik knikte nog altijd, niet omdat ik hem gelijk gaf, ik vermoedde dat de realiteit genuanceerder was dan hoe hij die afschilderde, ik durf zelfs stellen dat ik dat gewoon wist, al kon ik het niet met honderd procent zekerheid zeggen, niet zolang ik zelf geen man werd. Ik knikte omdat ik geen zin had in de discussie.

De documentairemaker glimlachte breed, mijn reactie viel in goede aarde.
‘Ik ben geïnteresseerd in de kloof tussen wat mensen denken en wat mensen doen,’ zei hij. ‘Daarover gaan mijn documentaires eigenlijk allemaal.’

Knoflook en pekel, Menken Kasander & Wigman Uitgevers, 215 p. Een recensie kunt u lezen op cobra.be.

Geen opmerkingen: